De trok kwam van boven
Tijdens een zomer van zwart zonlicht
Dag en nacht werden een
Wat niet stroomde, een meurend nat
Wie dronk, viel
Smoor verried de krengen
Sluiks rijzend, tot de ketters jolijt
Zij paften zonder eind
De geest stond voor zot
Als een hond geslagen
Lijkwit, aardig en scheel
Loensend in de diepte
Hoog vliegend
Eeuwig licht
Lucifer!
Wie de zwaarte tart
Stort op zijn muil